Goede zorgverlening begint bij een goede opleiding. En bij een goede opleiding hoort een goede vereniging die de communicatie onderhouden. VASO ( Vlaamse Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding) is de overkoepelende vereniging die zich hiervoor inzet namens de medische specialisten in spe. Er ontbreken namelijk nog een paar innovatieve communicatiemiddelen rond bepaalde nodige zorgonderwerpen. VASO werkt mee om dit in de toekomst te verbeteren.
VAN sprak met voorzitter Jonas Brouwers en publieke relatiemanager Miet Vandemaele over wat VASO betekent voor de transmurale communicatie en hoe we elkaar kunnen helpen
Wat is het doel van VASO? Hoe gaan jullie te werk?
Jonas: We zijn een overkoepelende vereniging van alle medische specialisten in opleiding in Vlaanderen. Dat zijn er ongeveer 3500. Ons doel is de belangen van deze specialisten in spe te verdedigen. Zowel op politiek als op lokaal niveau in ziekenhuizen en universteitsinstellingen. Wij hebben daarbij goed contact met de Franstalige verenigingen en zorgverleners in opleiding. Dat maakt ons een sterk orgaan die de nodige verandering teweeg kunnen brengen. Zo hebben we recentelijk een wettelijk kader rond de arbeidsomstandigheden van Belgische specialisten in opleiding tot stand gebracht.
We gaan aan de slag met verschillende werkgroepen. Bijvoorbeeld het mentaal welzijn en het sociaal statuut van specialisten in opleiding zijn belangrijk. Tijdens en vlak na hun opleiding hebben artsen bijvoorbeeld geen werkloosheidsuitkering hoewel dat ze wel voltijds ingeschakeld zijn in de zorg. Ook het risico op burn-out ligt bij specialisten in opleiding erg hoog en ook de uitval in de opleiding is een grote zorg. Dus dat zijn een aantal pijnpunten die we nog proberen te verbeteren aan de hand van deze werkgroepen en met de hulp van geïnteresseerde assistenten die ons ondersteunen.
Miet: We zorgen ervoor dat er een goede informatiestroom is op opleidingsniveau naar VASO en dat er ook teruggekoppeld wordt. Dit zowel naar onze brede achterban van medisch assistenten in opleiding als van de universiteit naar de lokale werking. Elke universiteit heeft namelijk zijn eigen vertegenwoordiging van de specialisten in opleiding. Het belangrijkste voor ons is dat we die vertegenwoordiging structureel voorzien. Dus dat we op regelmatige basis onze algemene vergaderingen hebben waar iedereen welkom is. En dat we ervoor zorgen dat we een gedragen breed standpunt uitdragen naar alle specialisten in opleiding.
Hoe zien jullie als specialisten in spe de samenwerking met apothekers in de eerste lijn? Hoe zou dit moeten verlopen om de zorg voor de patiënt te optimaliseren?
Jonas: Ik denk dat de eerstelijnssamenwerking al goed gekend zijn. Tijdens de opleiding tot specialist zien we vanuit het ziekenhuis hoe belangrijk het is om een samenwerking met de eerste lijn te kennen. Concreet is het voor ons zeer interessant om bijvoorbeeld een up-to-date medicatieschema te hebben. Dat zijn zaken waarvoor het contact met apothekers al zeer nuttig is. En even goed informatie die we langs meerdere kanten binnenkrijgen. Zowel van huisartsen als apothekers. We zien dat apothekers ons heel goed kunnen helpen bij specifieke vragen over ambulante voorschriften bijvoorbeeld. Die transmurale eerstelijnssamenwerking begint zich meer in te zetten in de opleiding. Volgens mij moeten we dat verder uitbouwen.
Miet: Ik denk dat er in de basisopleidingen al aandacht is om studenten geneeskunde te laten samenwerken met studenten farmacie. Dit door bijvoorbeeld multidisciplinaire opdrachten te doen. In de specialisatie is dat iets minder aanwezig maar daar heb je wel de praktijkervaring. Je hebt daar ook nog steeds contact met andere zorgverleners uit de eerste lijn om dingen uit te klaren. Die dagelijkse samenwerking loopt al zeer nauwkeurig. En dat zien we ook in ziekenhuizen. Een patiënt die bijvoorbeeld zijn up-to-date medicatieschema afgeeft, opgesteld door de apotheker, is een droom voor ons. We zijn altijd blij dat een apotheker zorgt voor zo’n grondig overzicht van geneesmiddelen.
Hoe zien jullie een samenwerking tussen VASO en VAN precies in? Hoe kunnen we elkaar versterken?
Jonas: Het is voor ons belangrijk om de verschillende tussenschoten onder de zorgberoepen stilaan weg te werken. Dat moet niet enkel in de praktijk maar ook via het dossier, via de menselijke contacten. Informatie delen is daarbij een eerste stap, alsook activiteiten organiseren en ervoor zorgen dat men elkaar leert kennen. Dit kan beginnen in de jonge generatie.
We zien nu ook dat huisartsen bijvoorbeeld bij het ziekenhuis stage komen doen. Wat voor ons een zeer goede ervaring is. We komen daarmee in elkaars buurt. Het zou niet slecht zijn om ook te bekijken of de huisapotheker op één of andere manier het ziekenhuis wat kan leren kennen. Dergelijke samenwerkingen zijn altijd interessant.
Miet: Ik denk ook dat het zichtbaar is in de jongere generatie dat studenten farmacie en geneeskunde elkaar vaker zien. Het is merkbaar dat daardoor deze drempel die we soms zien in de oudere generatie toch wel minder is. Dat gaat ook in beide kanten. Ik hoop dat onze verenigingen dit soort contact kunnen verderzetten. Als er zaken zijn waar we samen mee aan tafel over zouden kunnen zitten, zou het niet slecht zijn om elkaars standpunten te leren kennen. Zo zorgen we ervoor dat we een bredere visie ontwikkelen waar de patiënt uiteindelijk beter van wordt.
Momenteel ontbreekt er een performant communicatiemiddel rond bijvoorbeeld het medicatieschema. Wat zijn jullie suggesties naar het beleid inzake performante transmurale gegevensdeling?
Jonas: Het hele transmurale verhaal gaat natuurlijk verder dan enkel de apotheker. Het gaat evenzeer over huisartsen, verpleegkundigen en kinesitherapeuten. In België missen we op dit moment een eengemaakt elektronisch patiëntendossier. Wanneer wij als specialisten in spe in contact gebracht worden met verschillende ziekenhuisdossiers, merken we al dat daar en zekere versnippering is. Dus ik denk dat iedereen van onze generatie zeker wil streven naar één gemaakt dossier zodat dit soort gegevensdeling toch op een duidelijke manier kan gebeuren. Ik denk dat het soms nodig is dat er met een jonge blik wordt gekeken naar dat soort initiatieven. En passend medicatieschema hoort daar zeker bij, maar voor mij gaat dat nog veel verder.
Miet: Het zou inderdaad zeer nuttig zijn voor de patiënt als zijn/haar gegevens centraal bewaard worden en toegankelijk zijn, ook voor de patiënt zelf. We zien dat veel patiënten daar echt baat bij hebben, dat ze bijvoorbeeld hun laboresultaten zelf elektronisch kunnen raadplegen. Hetzelfde geldt voor het medicatieschema, omdat dit wel eens wordt aangepast. Ik denk dus dat ‘digitaal’ en ‘centraal’ de kernwoorden zijn voor de toekomst. Maar we mogen niet vergeten dit alles ook nog toegankelijk te houden voor oudere patiënten die minder computervaardig zijn. We zien bijvoorbeeld al bij het elektronisch voorschrijven wel zeer nuttig is, maar dat de ouderen patiëntengeneratie zich toch veiliger voelt bij de papieren voorschriften. Er zijn zeker overgangssystemen mogelijk.
Het symposium "gezondheidszorg in crisis" vond onlangs, medegeorganiseerd door jullie. Hoe ging dat?
Jonas: Het symposium had als doel om lessen en maatregelen voor de toekomst te horen. Ook de uitreiking van de prijs "specialist van het jaar" vond daar plaats. Verschillende sprekers gaven een zicht op de impact van COVID-19 in hun domein en gaven daarnaast mogelijkheden om de zorg in de toekomst te optimaliseren mee. Ook minister Vandenbroucke was aanwezig en gaf een interessante uiteenzetting over de beleidsinitiatieven die zullen genomen worden. Er was natuurlijk ook tijd voor wat netwerking bij een aangeboden walking lunch! Het deed deugd om nog eens fysiek samen te komen en te reflecteren over de toekomst van de gezondheidszorg, waarbij hervormingen er ongetwijfeld aankomen!